Ik was het kind dat niet paste.

Gepubliceerd op 26 september 2025 om 09:56

Het kind dat niet paste.

Ik was het kind dat niet paste.

Niet in de rijtjes.
Niet in de verwachtingen.
Niet in de klas.

Mijn hoofd was vol verhalen, beelden, vragen.
Ik kon zomaar wegdromen, verdwalen in gedachten.
Rekenen voelde alsof de cijfers dansten — en ik kon het ritme niet volgen.
Soms dacht ik: misschien ben ik gewoon niet slim.
Misschien ben ik echt anders.

Wat ik nog goed weet is dat in groep 5 bleef ik een keer achter als de klas naar gym ging. De leraar riep me bij hem en vertelde dat mij voor in de klas waar iedereen bij was. En ik stond daar maar naar hem omhoog te kijken met een kleur van een tomaat.
Ik bleef achter.
Alleen in het lokaal.
Met sommen die ik niet snapte.
Ik durfde ze niet fout te maken, maar ik wist niet hoe ze moesten.
En als de klas terugkwam, begon het weer:
Het lachen. De blikken. De woorden.
Ik wou naar huis.
Ik vond school helemaal niet leuk.
Niemand leek mij te begrijpen.
Gewoon míj.

Ik herinner me nog een voorbeeld dat ik in groep 8 in de les zat.
De meester vroeg ineens: “Wat is de hoofdstad van dat land?”
Ik wist het niet.
Mijn hoofd was ergens anders.
Later, op de fiets naar gym, riep hij hard naar achteren:
“Hé Marlies! Wat is de hoofdstad?”
Iedereen hoorde het.
Iedereen lachte.
Ik kon wel door de grond zakken.

En dan zeiden ze het weer:
“Daarom ben jij afgestaan.
Jouw ouders wouden jou niet.
Omdat jij zo bent zoals jij bent.”

Ik geloofde het.
Want ik voelde me anders.
Altijd al.
En misschien was dat wel waarom ik niet mocht blijven bij mijn echte moeder.
Misschien was ik te veel.
Of te weinig.
Of gewoon verkeerd.

Feestjes?
Ik herinner me dat af en toe de hele klas werd uitgenodigd.
Behalve ik.
Dat deed pijn.
Niet een beetje.
Maar diep.

Leraren deden er soms een schepje bovenop.
In plaats van bescherming, kreeg ik extra druk.
Extra schaamte.
Vergeet niet: dit was in de jaren 80.
Er was weinig ruimte voor gevoeligheid.
Voor dromers.
Voor kinderen die niet in het systeem pasten.

Ondertussen maakte ik ook andere dingen mee.
Dingen waar ik niet over durfde te praten. Of kón praten want dat mocht niet.. (Dat is een ander hoofdstuk.)


Ik was niet gelukkig.
Maar ik voelde me schuldig om dat gevoel.
Want ik was geadopteerd.
Ik had toch geluk gehad?
Ik was toch gered?

En ja — ik ben op de juiste plek terechtgekomen.
Ik had me geen andere ouders kunnen wensen.
Vooral mijn moeder was mijn houvast.
Mijn alles.
Ze zag mij.
Ze bevestigde mij.

Bij mijn ouders mocht ik zijn wie ik was.
Met mijn vragen, mijn tranen, mijn stiltes.
Mijn moeder zag me — echt.
Niet als probleem, niet als project.
Maar als kind.
Als haar kind

Elke dag.
Met haar liefde.
Met haar blik.
Met haar zachte woorden.

Ik herinner me hoe ze me aankeek als ik thuiskwam.
Hoe ze zei: “Je bent goed zoals je bent.”
Hoe ze me vasthield als ik het niet meer wist.

Ik weet niet hoe ze het deed.
Want ook zij had haar zorgen, haar strijd.
Maar ze was er.
Niet perfect.
Wel aanwezig.
Wel liefdevol.

En dat maakte thuis tot een plek waar ik kon ademen.
Waar ik niet hoefde te vechten om te bestaan.
Waar ik niet hoefde te bewijzen dat ik het waard was.

Die veilige haven heeft me gered.
Niet van alles —
maar wel van het gevoel dat ik nergens thuishoorde.

En nu, als volwassene,
draag ik haar liefde nog steeds met me mee.
Als kompas.
Als herinnering.
Als bewijs dat zachtheid sterker is dan afwijzing.

En nu, als volwassene weet ik:
Ik was nooit verkeerd.
Ik was nooit te veel.
Ik was gewoon een kind dat anders was.
Een kind dat had gezien mogen worden.

Ik heb nog vaak die onzekere momenten.
Ze zijn echt niet zomaar over.
Soms komt het ineens terug — een blik, een herinnering, een gevoel van buitenstaan.
Alsof dat kleine meisje in mij weer even fluistert: “Ben ik wel goed genoeg?”

Maar ik luister nu anders.
Ik weet dat ze niet dom was.
Niet raar.
Niet te veel.
Ze was gevoelig.
Creatief.
Zoekend.
En dapper.

Ik hou haar vast.
Ik geef haar de woorden die ze toen miste.
Ik zeg: “Je bent welkom. Je bent geliefd. Je mag er zijn.”

En dat is wat ik nu wil doorgeven.
Aan anderen die zich anders voelen.
Aan kinderen die dromen terwijl de wereld haast heeft.
Aan volwassenen die nog steeds dat kind in zich dragen.

Want zachtheid redt levens.
En soms begint heling met één blik die zegt:
“Ik zie jou. Echt.”

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.